Brief van vriend en zwager Bernard uit Zutphen
Ons menu: ‘Stelt U voor: des morgens, zodra ik met een slaperig gezicht aan de ontbijttafel verschijn, moet ik beginnen met een stapel ‘wittebrood’ sneden van 7 stuks, zo mede een stapel roggebroodsneden van 4 à 5 Meestal eet ik al het roggebrood op en 4 pillen ander brood. Eén snee druk ik achterover voor het kippetje van vader.
Zodra ik om half een thuiskom moet ik achter de koffie, vervolgens wordt opgediend: soep met varkensvlees en worst, daarna aardappelen, groente en vlees (varkens- of rundervlees), hierna òf een lekker bord pap (vaak tarwepap, zalig!) òf een puddingske, waarin een ei zit verwerkt’. ‘Gij kunt begrijpen, dat ik na de maaltijd geen pap meer kan zeggen.
Ik waggel naar een luie stoel om daar enigszins van de copieuze maaltijd te bekomen onder het roken van een pijpje tabak. Des avonds is het net zo.' Eerst een dik bord soep of pap vooraf, vervolgens moet ik weer beginnen met een tas brood van 8 stuks en roggebrood van 5 stuks.
Ik mag zoveel boter gebruiken als ik maar wil, vervolgens staat een grote 40 plus tot mijn beschikking, jam, stroop, bruine suiker en gemarineerde kleine haringen. Wie doet je wat? Vanmorgen kreeg ik zo’n ding van een kippetje, hoe noem je zo’n ding ook al weer? Maar daarom is het ook Zondag’.