De Deventerwegbrug gaat de lucht in
Nu gauw de aardappelen koken en pannenkoeken zien te bakken. Vader rammelt.
Om 6 uur nog pap gekookt voor Tuyt. Juist opgeschept of daar vlogen de granaten weer.
De kelder in.
‘t Werd weer kalm. Lekker maar haastig gegeten.
Toen een slag. De brug. Nee, de Deventer[weg]brug 10 voor 7 uur. Een scherf ervan hoorde we in de tuin vallen. ‘t Was een stuk van 5 bij 4 cm.
De Bernhardlaan huizen zijn alle aan de achterzijde weer kapot. We ‘stinnen’ [zien vreselijk op] tegen de slag van onze brug aan. Je moet ‘t maar mee maken.
Daar gaan ze weer schieten.
Nu uit ‘t Zuiden! Ze lijken de stad te omsingelen.