Adrianus Cornelis Oskam

Adrianus Cornelis (roepnaam Adriaan) Oskam wordt geboren op 21 maart 1901 in Scheveningen als zoon van Cornelis Oskam en Jacoba Maria Metz.

In 1923 trouwt hij met Maria Elisabeth Kelfkens, net zo oud als hij en ook in Den Haag geboren. Ze krijgen twee dochters.

Adriaan werkt als ambtenaar in de rang van commies op de financiële afdeling van het departement van Koloniën en Overzeese gebiedsdelen in Den Haag. Het grootste deel van dit departement moet in de oorlog verhuizen vanwege de bouw door de Duitsers van de zogenoemde 'Atlantikwall' en verhuist naar Huis de Voorst in Eefde.

Het gezin Oskam verhuist in 1942 naar het adres Boompjeswal 16 in Zutphen.

Adriaan komt in contact met zijn buurman, verzetsman Gijsbert van Oostveen. Al gauw is hij opgenomen in de verzetsgroep van vijf mensen. Ze luisteren in zijn kelder naar Radio Oranje. Hij krijgt van Gijs een vals paspoort als verzekeringsagent en verspreidt illegale bladen.

Adriaan meldt zich (na een oproep via de radio) als lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Vanuit het ministerie krijgt hij als enkeling geheime bevelen. In oktober 1944 wordt gedacht aan sabotage acties en er wordt samengewerkt met ondergedoken spoorwegpersoneel.

De groep rond Van Oostveen wordt omstreeks 25 maart 1945 gearresteerd en komt in het Huis van Bewaring in Zutphen terecht.

Juist in die periode krijgt de Duitse militair van de Sicherheitsdienst Ludwig Heinemann de opdracht het Huis van Bewaring in Zutphen te ontruimen. Hij meldt aan de Sturmführer Haaze in Lochem (zijn chef) dat hij politieke gevangenen heeft die naar zijn mening tot de zware gevallen gerekend moeten worden en vraagt om instructies.

Haaze schrijft dat Heinemann conform zijn plicht moet handelen. Heinemann besluit dat de gevangenen gefusilleerd moeten worden en maakt een lijst van tien personen. Dat zijn: W van Benthem, H.J. Boxtart, A. Gerritsen, G. Hartoch, Baron F.W.L. van Heemstra, H.J. Lammers, H.H. Lier, G van Oostveen, A.C. Oskam en D.J. Sonnenberg.

Vier (dronken Nederlandse...) mannen van de SD zullen de executie moeten uitvoeren. Dat gebeurt in de avond van 31 maart 1945.

De gevangenen worden in drie keer - twee aan twee geboeid - met de auto naar de IJsselkade vervoerd. Ze moeten in de richting van de rivier lopen.

Heinemann geeft het bevel “Feuer” waarop een salvo klinkt uit vier pistolen. De touwen worden doorgesneden en Heinemann geeft dan opdracht de mannen in de rivier de IJssel te gooien.

Adriaan Oskam is de laatste die doodgeschoten wordt.

Eén verzetsstrijder, Van Benthem, overleefde de executie, doordat een kogel afketste op een knoop. Hij hield zich dood, werd met de andere lichamen in de IJssel gegooid en kon zich vervolgens zwemmend redden.

Meteen na de bevrijding werd een tijdelijk houten gedenkteken voor deze slachtoffers opgericht, dat al snel door koningin Wilhelmina werd bezocht. Later werd het houten kruis begraven onder het Gideonmonument aan de Rozengracht.

(Bron: o.a. Nationaal Onderduikmuseum en Ina Brethouwer)

Zie: Nationaal Archief

Zie: Gelders Archief

Zie: WieWasWie

Zie: Zij die stierven voor Vrede

Zie: Oorlogsgravenstichting

Zie: Erelijst van Gevallenen 1940-1945

Zie: Monument aan de IJsselkade

Zie: Nederlandse geëxecuteerden tijdens de Duitse bezetting

Zie: Krant 'De Waarheid'


Geboren:
Geboorteland: Nederland

Geboorteplaats: Den Haag
Overleden:
Leeftijd overlijden: 44
Plaats van overlijden: Zutphen
Begraafplaats: Nieuw Eykenduynen te Den Haag. Locatie graf: 2e klasse, 7052.
Div.: Geëxecuteerde IJsselkade Zutphen