Stedendriehoek
A.A. Bloem: Vandaag moesten we vluchtelingen wegbrengen. Deze mensen kwamen uit het Limburgse Gennep, 20 kilometer onder Nijmegen. Ze hadden meegemaakt dat de Duitsers in wanorde waren teruggetrokken en een paar dagen hadden ze geen Duitsers gezien. Toen waren ze schoorvoetend teruggekomen en hadden het dorp weer bezet.
De mannen hadden ze op straat opgepikt en met machinegeweren in bedwang gehouden. Ze moesten voor de Todt loopgraven maken. Toen ze geen mannen genoeg kregen hadden ze vrouwen en meisjes tewerk gesteld. Later hadden ze bericht gekregen dat ze binnen 2 uur moesten vertrekken met alles achterlatend wat ze niet mee konden krijgen. Wel hadden ze de Duitse commandant veel goud aangeboden, door het dorp bijeen gebracht, als ze de Maas mochten oversteken alwaar bevrijd gebied was, ´maar bevel is bevel´ had de commandant gezegd.
Zo waren ze over de grens naar Goch in Duitsland getrokken, toen naar Rees en vandaar naar Gendringen. Dit midden in de nacht en bij regen. De boeren uit Gendringen, om half twaalf nog gewaarschuwd, hadden hen opgehaald waar toen de nacht verder werd doorgebracht. Vandaar met wagen en tram naar Zutphen en toen opgehaald door boeren uit de gemeente Voorst. Naar Twello gebracht vanwaar we ze de 20e oktober weer naar Brummen gebracht zijn. De boeren van Brummen brachten ze weer verder naar Dieren om vandaar weer door binnenwegen verder getransporteerd te worden naar Utrecht. De Duitsers hadden verboden om over de grote wegen te trekken.